12 januari 2024

Rotten to the bone

 Een jongen in de trein draaide zich naar mij om en zei: 'You look rotten to the bone. I feel sick looking at you', en stapte uit. Twee vrouwen en ik keken elkaar verbijsterd aan. So sorry he said that, zei de ene. Why would you say something like that? zei de ander. Een typische persoonlijkheidsstoornis, zei een collega en ik besloot er een bizar verhaal van te maken nadat ik een selfie had gemaakt om te kijken of ik een vieze veeg over mijn gezicht had lopen. Maar drie uur later, toen ik in de trein terug zat, trilden mijn handen weer.

Lida zegt dat ik een harde werker ben. Dat is helemaal niet zo, ik ben onwaarschijnlijk lui. Ze zei ook: denk erom dat je niet in een burn-out terecht komt en ik wil het niet maar ik zei toch: ik ben bang dat ik er inderdaad naartoe aan het glijden ben. Dat project van collega Clairy kan ik redelijk van me afschudden als ik bedenk dat het nu eenmaal zo is en dat ik niet verantwoordelijk ben voor wat anderen doen en dat ik er niet in mijn eentje voor hoef te zorgen dat alles goed komt. Mijn leerschool van de laatste 5 jaar. Eindelijk. Met Lida belde ik om wat voor Mamacash over te dragen. Ik moet rust hebben.

Voor de accu heb ik trouwens mijn hoofd in het zand gestopt. Want als de Wegenwacht komt en de MacGyver tegen me zegt wat ik moet doen dan begrijp ik hem niet en doe ik het ongetwijfeld fout. Schud hier, druk daar, ik kan dat niet meer. Net als Routes en Aanwijzingen is Tijd ook iets engs geworden. In de trein kijk ik niet meer naar de eindtijd. Ik onthoud het niet en de borden maken me in de war. Ik kan het niet meer plaatsen in de dag.

Op kantoor dronk ik koffie met de man die al twee jaar aan het terugkomen is van een hersenschudding en bij ons reïntegreert. Ik vroeg hem hoe hij er mee omging en merkte weer dat dit is wat ik graag doe: mensen interviewen. Op een gegeven moment werd ik emotioneel. We hadden het over verwachtingen en moeten en mensen teleurstellen. Je bent verdrietig, constateerde hij en liet het mij ook zeggen. Ik ontspande bij een vrolijke collega en lunchte met Bor, die de treinjongen betichtte van een persoonlijkheidsstoornis en met wie ik het kreeg over rouwen, wat ik van hem nog moest doen. Hoe ging hij ermee om dan, vroeg ik, want hij kreeg in september een vervelende diagnose? Daar werd hij dan weer emotioneel van. Wat een bijzondere werkkring is dit toch. Goed was ook dat we beiden vertelden hoe we twijfelden aan ons nut voor de organisatie, kunnen we dit werk nog wel leveren, en dat ik toen dacht: maar als ik hier wegga, wat kan ik dan een andere werkgever bieden?

Weer terug in mijn stad bezocht ik Michel, met een doos ijsjes die ik in een al bomvolle diepvries stopte. Het gaat echt slecht met hem. Ik zei nog: ik ben op de elektrieke, maar dat was allemaal net te laat geregeld. Sinds zijn operatie vlak voor kerst is hij niet meer buiten geweest. Het was wel goed zo, wat hem betreft. Als dit het leven is, hangen op de bank, niet kunnen eten, en het water dat hij drinkt meteen weer uitkotsend, dan hoeft het voor hem niet meer. Wou hij nog ergens naar toe? Iets of iemand zien? Maar nee, hij schudde van nee. Ik vertrok al snel, ben er niet eens een half uur geweest. Maar ik wou hem niet vermoeien en kom liever volgende week nog eens tien minuten terug. Of ik de curator van zijn boeken wil zijn. Tuurlijk, laat Willem het maar op de regellijst zetten. En of ik nog steeds wil spreken. Tuurlijk. Maar ik werd er wel stil van. Laten we er rekening mee houden dat dit de laatste keer is, zei hij, en maakte een selfie van ons samen. Hij hoopt snel naar het hospice te kunnen. Ik kan niet goed schrijven over deze middag. Er komt niet veel anders dan hij-zei ik-zei uit mijn vingers. Maar dat komt ook omdat de dag nog niet voorbij was. 

Ik maakte een opmerking over de grote kring mensen die hij om zich heen had. Dat had hem ook verbaasd. Als hij dat had geweten had hij zich de laatste 14 jaar, na zijn burn-out niet zo als kluizenaar verstopt. Semi-kluizenaar noemde hij het. Hij zegt semi bij veel dingen.  

Ik liep soms en fietste soms naar huis. Te ongedurig om te fietsen, te zwaar gemoed om snel vooruit te willen. Ik liep snel bij de kapper naar binnen, zei stralend Je hebt nog niets van mij tegoed, legde de 5 euro op zijn bureau, zwaaide prettige avond en zakte op de fiets weer ineen.

Thuis was de handboog gekomen. Ik hing met een rode wijn in de draaistoel, keek toe hoe Rock alles in elkaar knutselde, maakte foto's die ik naar familie en X stuurde en zei dat patat prima was. Daar kikkerde ik zelfs een beetje van op, ik voelde me zowaar iets minder verrot. Tot mam belde, helemaal in de war. Loes en Moniek hadden bij hun gegeten en waren weer vertrokken en nu was het glad en ze hoorden maar niks. Nee mam, we zijn in Groningen. We zijn thuis. Kijk maar op Zoek. En dat stelde haar gerust. 

Vandaag alleen de taartenclub. Ik bak de taart, iedereen meldt op de app dat ze snuffig zijn en och ik moet me ineens haasten voor de fysio. Dan maar niet langs Indra. Ik zou toch niet weten wat ik moest zeggen.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten