19 oktober 2020

Hoe meer er verandert

Op de tuin, bij een overgroeide en smalle t-splitsing, komt uit het struikgewas een kruiwagen van rechts. Ik deins achteruit want ik draag geen mondkapje, en laat de vrouw die de handvaten van de groene bak stevig vasthoudt, voorgaan. Ze heeft een blond pagekapsel en een bril met ronde glazen en draagt een zwart fleecejack dat ik ook heb. Hoe oud ze is kan ik niet inschatten, ouder dan ik? jonger dan vijftig? en voor ik mijzelf weer in beweging kan zetten verschijnt ze nog een keer. Weer van rechts en nu zonder kruiwagen. Met hetzelfde pagekapsel, de bril met ronde glazen en het zwarte fleecejack. Nu praat ze, tegen haar eerdere versie. Zou zij zich niet naakt voelen, zo zonder kruiwagen?

Ik pak mijn fiets, trek het hek achter me dicht, en stamp aan de overkant van de straat voorzichtig de natte grassprieten van mijn schoenen. Beetje dom om nat gras te willen maaien, ik gaf het na drie paden eindelijk op en was daarna langer bezig om de maaier en kantjesknipper schoon en droog te krijgen dan dat ik ze gebruikt had. Ik heb het behaaglijk warm in mijn tuinjas die stamt uit de jaren tachtig. Het is de lichte versie van de jas die mijn toenmalige vriend ook had. Ik waakte er in die tijd wel voor om nooit tegelijk met hem die jas te dragen. En al is hij oud, hij is nog steeds mooi en warm (de jas, niet de ex) en vertoont nergens rafels of scheuren. Ik koester hem (nog steeds niet die ex, ik weet niet eens waar die woont, laat staan of hij die jas ook nog heeft).

Uit een zijstraat van rechts zie ik vijf jongens op de fiets naderen. Ik ben ze net voor, en rem dan een beetje af zodat ze me inhalen, je zult mij nooit aan de kop van de polonaise vinden. Ik zie vijf kort geknipte koppies boven vijf zwarte jassen, vijf zwarte broeken, vijf paar lichte gympen en vijf keer blote enkels. Ik ga niet zeggen wat ik dacht.