“Maar wat als Ward volgend jaar meedoet en
hij houdt het niet vol?” vraagt mijn nichtje Anna als ik met haar naar de start
van de 4 mijl dribbel.
Ik heb geen idee. Mijn hoofd staat naar
hele andere dingen, zoals zo snel mogelijk bij de kledingwagen zien te komen om mijn en
haar tas af te geven. Over de vaardigheden van mijn neefje van 5 kan ik me dit
jaar nog niet druk maken.
Ik waai het beeld weg en spoor Anna aan een
tikje sneller te dribbelen.
Bij de kledingwagen proppen we
joggingbroeken en windjacks in onze tassen. We geven ze af en zoeken dan ons startvak op waar ik op
mijn gemak wil kunnen rekken en strekken.
Allebei hebben we een luxueus 8000-nummer
gekregen. Anna omdat ze vorig jaar de snelste tijd had van meisjes 13-18 jaar en daarom dit jaar was UITGENODIGD voor de 4 mijl, en ik omdat ik aan de clinics heb meegedaan.
Ik ben echt blij met die clinics. Je leert veel, traint verstandig, krijgt een
startbewijs en mag ook nog eens vooraan bij de recreanten starten.
Als er een hek opengaat omdat een eerdere groep
mag starten, springen we met 1.000 man een stuk naar voren.
We rekken, strekken, dartelen heen en weer,
en proberen elkaar de zenuwen uit het hoofd te praten door bekenden te
begroeten en een vreemde man te vragen hoe het GPS horloge werkt dat Anna van
mijn zus om haar pols gegespt heeft gekregen.
Er opent weer een hek en wij dribbelen
weer opgetogen 200 meter verder richting start.
“Wat ken jij veel mensen!” zegt ze nadat
ze zelf iemand van haar zwemteam heeft toe geroepen en vlak voor ze een klasgenote
enthousiast schouderduwtjes geeft.
Dat is waar. We staan een beetje samen
populair te zijn in ons vak, wat ik een fijne manier vind om de spanning in
bedwang te houden.
Ik wijs Anna op een meisje uit mijn
clinicgroep dat vorige week nog een tijd van 28 minuten neerzette.
“Haar moet je volgen,” zeg ik. “Zij weet
hoe je een race op moet bouwen en als je dit jaar 26 minuten wilt lopen kun je
haar na 4 kilometer gewoon voorbij lopen.”
Dat lijkt me verstandig tante-advies. Wij
zijn geen familie van keuvelend meedoen voor de gezelligheid. Persoonlijke
records willen we breken! Het verleden willen we verpletteren! En waar mogelijk
onze oude zelven schaterlachend inhalen.
In het echte startvak aangekomen loopt Anna
van me weg, naar voren. Ze hangt haar poncho aan het hek en zwaait nog even vrolijk achterom. Dan houdt zij, en ik en iedereen om ons heen, geconcentreerd de vinger klaar boven de
startknop van mobiel en horloge.
Ik weet niet eens of er een fluit klinkt, een
pistoolschot of hoorngeschal, ik weet alleen dat ik vanaf dat moment 37 minuten
lang aan niets anders kan denken dan aan hoe heerlijk het is om hier in de zon te lopen, dat
ik een trance-cadans heb gevonden en hoe ik voel dat ik eigenlijk nog veel
harder kan maar dat nog even niet doe.
Anna evenaart nèt haar PR niet en keert
zich per direct van het hardlopen af. Volgend jaar begeleidt ze haar kleine
broertje wel tijdens zijn 4 mijl debuut, zegt ze in de bus terug.
“We zullen zien,” zeg ik, en geef haar de
helft van mijn banaan.
We zullen zien.