30 oktober 2013

Een boompje opzetten


Ik zag net een foto van Arie Boomsma langskomen en ik dacht wat ik altijd denk als ik een foto van Arie Boomsma langs zie komen: Ik moet er toch niet aan denken om de vriendin van Arie Boomsma te zijn!
Wat dat ben je dan: De Vriendin Van.
Het is jammer voor die jongen, maar dat heb ik er niet voor over.
Hetzelfde geldt overigens voor Johnny Depp.





22 oktober 2013

Publieke vrouw



De enige keer dat ik naar Pinkpop ging, ergens in de jaren 90, heb ik niets meegekregen van de bands die daar speelden.
Ik was druk met kijken naar de opstelling van camera’s en tv-crew, want ik werkte in die tijd bij de Kindertv van het Academisch Ziekenhuis en wilde zien hoe een professionele organisatie dat aanpakte.
Ik lette ook op de verkooppunten en de prijzen van de horeca, want als verse barkeeper van een verse kroeg hou je toch een oogje op wat gangbaar is.
En al die mensen in een officieel Pinkpop T-shirt hadden ook mijn aandacht: wat deden die vrijwilligers precies? En hoe? En kon ik dat als vrijwilligerscoördinator van Noorderzon en het Bevrijdingsfestival ook naar het noorden halen?
De bands zijn dat festival volledig aan mij voorbij gegaan omdat ik me verlustigde in een duur weekendje beroepsdeformatie.

Ik voel me zo bloot als publiek. Om achter de schermen vandaan te komen en zonder nut of een taak te staan.
Publiek zijn is kwetsbaar zijn. Ik vind publiek heel knap.
Ik denk met bewondering terug aan mijn nichtje dat vroeger bij voorstellingen in het Kruithuis meteen bij binnenkomst haar schoenen uittrok en gezellig in kleermakerszit helemaal opging in de voorstelling.
Dat wil ik ook. Maar ik vind wel dat het erg veel tijd kost om daar te komen!

Laatst had ik een culturele dag waarbij ik oud-opdrachtgevers bezocht.
’s Middags liep ik rond bij de fotomanifestatie van Noorderlicht in de Suikerfabriek. Ik dwaalde tussen de tentoonstellingen en dacht maar een hele klein beetje aan alle voorbereidingen die ik nog zo goed ken. Toen ik steeds méér ging denken aan tekstbordjes, plattegronden en magazines schudde ik even met mijn hoofd, lette gauw op ander, écht publiek en deed zoals zij deden: loop kijk lees loop kijk lees.
’s Avonds leunde ik in de Stadsschouwburg achterover in het pluche. Het kostte me verrassend genoeg geen moeite om me af te sluiten voor al die zaken achter de schermen. Hoeveel buffetten open, hoeveel publiek dus, waar blijven de acteurs, hoe laat vertrekt de portier en dat de opstelling voor de inleiding inderdaad kan blijven staan. Ik dacht er pas aan toen Techniek en Floormanager bij ons aan tafel schoven tijdens de nazit. Als een restantje scherm, net als de vriendinnen met wie ik die dag op pad was en die nog steeds bij die instellingen werken.

Ik hoor niet meer bij dat wat gemaakt is. Ik hoor nu bij dat wat komt kijken.
Dat is goed en daar ga ik zo goed in worden dat ik in kleermakerszit kan kijken.
Wel met speciale slofjes aan natuurlijk.

14 oktober 2013

Voor de hele familie


“Maar wat als Ward volgend jaar meedoet en hij houdt het niet vol?” vraagt mijn nichtje Anna als ik met haar naar de start van de 4 mijl dribbel.
Ik heb geen idee. Mijn hoofd staat naar hele andere dingen, zoals zo snel mogelijk bij de kledingwagen zien te komen om mijn en haar tas af te geven. Over de vaardigheden van mijn neefje van 5 kan ik me dit jaar nog niet druk maken.
Ik waai het beeld weg en spoor Anna aan een tikje sneller te dribbelen.

Bij de kledingwagen proppen we joggingbroeken en windjacks in onze tassen. We geven ze af en zoeken dan ons startvak op waar ik op mijn gemak wil kunnen rekken en strekken.
Allebei hebben we een luxueus 8000-nummer gekregen. Anna omdat ze vorig jaar de snelste tijd had van meisjes 13-18 jaar en daarom dit jaar was UITGENODIGD voor de 4 mijl, en ik omdat ik aan de clinics heb meegedaan. Ik ben echt blij met die clinics. Je leert veel, traint verstandig, krijgt een startbewijs en mag ook nog eens vooraan bij de recreanten starten.
Als er een hek opengaat omdat een eerdere groep mag starten, springen we met 1.000 man een stuk naar voren.
We rekken, strekken, dartelen heen en weer, en proberen elkaar de zenuwen uit het hoofd te praten door bekenden te begroeten en een vreemde man te vragen hoe het GPS horloge werkt dat Anna van mijn zus om haar pols gegespt heeft gekregen.
Er opent weer een hek en wij dribbelen weer opgetogen 200 meter verder richting start.

“Wat ken jij veel mensen!” zegt ze nadat ze zelf iemand van haar zwemteam heeft toe geroepen en vlak voor ze een klasgenote enthousiast schouderduwtjes geeft.
Dat is waar. We staan een beetje samen populair te zijn in ons vak, wat ik een fijne manier vind om de spanning in bedwang te houden.
Ik wijs Anna op een meisje uit mijn clinicgroep dat vorige week nog een tijd van 28 minuten neerzette.
“Haar moet je volgen,” zeg ik. “Zij weet hoe je een race op moet bouwen en als je dit jaar 26 minuten wilt lopen kun je haar na 4 kilometer gewoon voorbij lopen.”
Dat lijkt me verstandig tante-advies. Wij zijn geen familie van keuvelend meedoen voor de gezelligheid. Persoonlijke records willen we breken! Het verleden willen we verpletteren! En waar mogelijk onze oude zelven schaterlachend inhalen.

In het echte startvak aangekomen loopt Anna van me weg, naar voren. Ze hangt haar poncho aan het hek en zwaait nog even vrolijk achterom. Dan houdt zij, en ik en iedereen om ons heen, geconcentreerd de vinger klaar boven de startknop van mobiel en horloge.
Ik weet niet eens of er een fluit klinkt, een pistoolschot of hoorngeschal, ik weet alleen dat ik vanaf dat moment 37 minuten lang aan niets anders kan denken dan aan hoe heerlijk het is om hier in de zon te lopen, dat ik een trance-cadans heb gevonden en hoe ik voel dat ik eigenlijk nog veel harder kan maar dat nog even niet doe.

Anna evenaart nèt haar PR niet en keert zich per direct van het hardlopen af. Volgend jaar begeleidt ze haar kleine broertje wel tijdens zijn 4 mijl debuut, zegt ze in de bus terug.
“We zullen zien,” zeg ik, en geef haar de helft van mijn banaan.
We zullen zien.


5 oktober 2013

Schipbreukeling


Ik stootte mijn bovenhoofd heel hard aan de uitgang van zo’n stalen schip.
Het is de schuld van Klaas, die zette me nog aan het nadenken toen ik naar boven liep, al weet ik nu niet meer waaraan. Of van Marie-Jeanne, die een vorige gast bij zijn vertrek nog waarschuwde “Pas je wel op je hoofd Lennert!”, waar ze dat bij mij niet deed, maar misschien was dat omdat ik toen om die waarschuwing moest lachen.
Of eigenlijk van Ilona die mij bij binnenkomst begroette met alleen maar complimenten over mijn gebit en mijn entree, waardoor ik me afvroeg of ik ook zo’n exit zou maken.
Nou, dat deed ik inderdaad.
Boing en Klap en Au, en even op de hurken wachten tot de pijn wegtrekt.
Wat niet gebeurde.
“Ai! Gaat het?” klonk het vanuit de diepte.
“Ja hoor! Absoluut,” riep ik terug, “Even bijkomen van de schrik!”
Het was helemaal geen schrik, het waren helse hersenschuddingpijnen.
Maar ik voelde me zo ongelooflijk dom dat ik gewoon een beetje ging liegen.
Niks aan de hand, opstaan, boven mijn hoofd tasten naar de beschikbare ruimte, rustig en beheerst mijn voeten op het dek zetten. Dan een trapje af, kalm lopen langs de kade, zorgen voor een gecontroleerd ritme, en op de lange trap naar boven dan toch zachtjes piepen van de pijn en zelfmedelijden. Maar dat mag want dat is buiten gehoorsafstand.