De hele vakantie in
Spanje, 25 jaar geleden, zat vol rare gebeurtenissen waarvan ik me nu alleen nog maar
de ontsteking, de aanranding en de inbraak kan herinneren. Al moet ik dat
laatste misschien niet meerekenen omdat het in Nederland gebeurde en we er pas
later achter kwamen.
We maakten er een
grap van, met veel Koning en Eenoog, en over wat een geweldig persoon zij toch
was om met een blinde op vakantie te gaan.
Ik hield me op straat
vast aan haar rugzak en merkte door het toenemende tempo in haar bewegingen dat
de grap voor haar eigenlijk te lang duurde.
Tegen de middag
vonden we een camping even buiten Barcelona waar we onze tent opzetten. Hoewel mijn zicht geleidelijk aan weer
terugkwam ging het installeren toch langzaam, wat de sfeer tussen ons niet ten goede kwam.
Na 2 dagen Barcelona trokken we verder langs de kust en spraken iedere dag
minder met elkaar.
Zij zocht ander gezelschap op, en ik vermaakte me prima met
de boeken die ik bij me had.
Op een avond liet ik me toch door de vriendin overhalen mee te gaan naar een disco met een groepje Britse jongens die zij had gevonden. In de disco werd ik zo hartgrondig genegeerd door mijn reisgenote dat ik al snel weer buiten stond. Wat een trut, die ook nog eens deed alsof ze niet wist waar ik het over had als ik de situatie wilde bespreken! Ik nam me voor om de volgende dag op de trein naar Nederland te stappen want ik zag geen enkele reden om hier nog langer vrijwillig te blijven.
Bij de tent trof ik de
dikke campingbaas op zijn nachtronde, tegen wie ik uit fatsoen nog wat Spaanse
beleefdheden brabbelde. Hij reageerde door me vast te grijpen, stevig tegen zich aan te trekken en me te
zoenen. Ik duwde hem woedend van me af en brulde over de stille camping “No señor!”
Ik was werkelijk witheet en
bleef met de handen in de zij staan wachten tot hij uit het zicht was
verdwenen. Het deed me deugd dat dit op een holletje gebeurde, en ook dat ik
bij caravans rondom onze tent de gordijntjes had zien bewegen.
De vriendin keerde
pas in de ochtend terug en tegen die tijd klonk het verhaal zelfs in mijn hoofd
al te tam om na te willen vertellen.
Van de campingbaas zag ik die ene dag dat we er nog waren alleen zijn vluchtende achterkant wanneer ik zijn winkel binnenkwam.
Ik wilde er om lachen, of het delen, maar de vriendin deed niet meer mee.
Ik wilde er om lachen, of het delen, maar de vriendin deed niet meer mee.
Toen we ons verblijf
op de camping afrekenden heb ik toch naar hem geglimlacht.
Uit medelijden.
Over de inbraak in
haar studentenkamer hoorden we toen we op de vervroegde terugreis naar huis
belden. Ik hoefde niet mee om er voor haar te zijn, zei ze, ze had daar genoeg
vrienden en huisgenoten die haar konden steunen.
Ik geloof niet dat ik
ooit nog één woord tegen haar gezegd heb. Zelfs niet toen ze jaren later via
haar moeder liet weten weer iets te willen afspreken om te voorkomen dat zij
zich schuldig zou voelen mocht er iets met mij gebeuren.
De afbeeldingen vond ik op www.kampeerboeken.blogspot.nl