20 mei 2016

De Baas


De laatste dagen heb ik echt last van een ochtendhumeur. Misschien al wel langer dan een paar dagen. Ik merk het vooral als ik de werkkamer in kom om kleren te pakken uit mijn kast, en daar het halfdonker van de kamer tegen het lijf loop. De beide dakramen zijn afgeplakt met plastic en de lucht is bedompt. De was laat ik al langer hangen dan nodig, uit pure baldadigheid. Als het niet is zoals ik wil dan ga ik niet mijn best doen.
's Nachts is het benauwd in de slaapkamer. Niet alleen omdat de ramen niet open kunnen en we steeds vergeten om de deur wagenwijd open te zetten, maar ook omdat de kozijnen zijn afgetimmerd met hout waar ik niet tegen kan, denk ik, al zie ik dat alleen als mogelijkheid wanneer ik het zie. Ik heb een lousy geheugen.
Gisteren appte Cor een foto van een slaapkamerraam. Een echt raam in onze slaapkamer. Eentje met een grote sticker in het midden. Eentje waardoor ik de lucht en de bomen in de tuin kon zien.
Er zijn nog geen gordijnen, de aannemer noemt het "Sterren kijken". We lachten digitaal want ach, hoe erg is dat nou? Onder de blote hemel liggen waar alles zes weken lang zo donker is geweest en voorwaar ik lieg. Vóór die zes weken hebben we het gordijn voor dat grote raam al een jaar niet omhoog kunnen krijgen en het raam zelf kon al twee jaar daarvoor niet meer open. Zo'n aftandse bende was dat in mijn eigen huis en zo gemakkelijk, want stap voor stap, waren we er aan gewend geraakt. 
Wat wel raar was op de foto, zag ik toen ik die tijdens een volgende vergadering beter bestudeerde, was dat er geen handvat op het raamkozijn zat.
Cor belde op het moment dat ik in de auto stapte. Hij was inmiddels thuis en vertelde dat de hendels bovenaan de ramen zitten, waar we niet bij kunnen, en begon uit te leggen hoe tuimelramen werken. Ik merk al een paar dagen dat ik ook 's middags niet het humeur heb van een lieve aardige geduldige vrouw en dat ik dat wel probeer te zijn, of te doen alsof, omdat ik weet dat ik alleen mijzelf er mee heb als ik er aan toegeef. Of als ik toegeef aan mijn vermoeidheid. Of als ik doe alsof ik aan het eind van de dag nog steeds informatie binnen kan laten komen, opslaan en er op reageren.
's Avonds blijkt de pijp steeds vroeger leeg te zijn. Wil er niets meer bij? Wil ik met mijn hoofd op de tafel liggen? Vervloek ik in stilte iedereen in mijn omgeving met de breedste engelenglimlach om mijn mond? Hoogste tijd om een eind aan de dag te maken.
Dus Cor legde uit hoe het met tuimelramen werkt en ik haalde mijn schouders op. Natuurlijk weet ik dat. Iederéén weet dat. Het enige wat de aannemer hoeft te doen is de ramen er uit te halen en om te draaien.
Cor viel stil.
"Dat probeer ik je net uit te leggen," zei hij, "Dit is geen kwestie van omdraaien, dat is niet mogelijk want dat zou in dit geval betekenen dat een open raam een soort kuip is die regen opvangt en naar binnen loodst."
"Nee," zei ik. "Dat gaat er niet meer in. Dat moet ik zien."
Cor liet het me zien zodra ik thuis was en we lachten tot de tranen over mijn wangen liepen.
Zo lang gewacht en zo blij en zo moe en zo niet wat ik verwachtte.
We appten Kees.
Verdomd, appte hij terug, nooit bij stil gestaan.
Een minuut later kwam hij met een oplossing: een bijbehorende stok die hij ons vanochtend demonstreerde op het moment dat de schoonmaaksters kletsend en aandacht vragend binnen kwamen.
Afsluiten voor ruis lukt me de laatste tijd wél erg goed. Ik gebruik daar mijn engelenglimlach voor.
Ik kies mijn tijd en mijn strijd. Ik volg mijn agenda en werk acht uur per dag.
Ik sluit me af voor werksters en voor rommel. Zoals ik me ook jaren heb kunnen afsluiten voor dichtgespijkerde ramen en slecht geventileerde slaapkamers.
Kees gaf de stok aan Cor. Vandaag plaatsen ze de resterende ramen en een flink deel van de dakpannen, morgen en overmorgen de rest.
Toen ik naar mijn werk vertrok haalde Cor al mijn jurken uit de kast en legde ze op het bed zodat de heren in mijn kast aan het werk konden met de afzuiging voor de douche. Die was ook al tien jaar slecht.