Hoe kan het dat ik de hele zomer in het zwembad geen vrienden voor het leven heb opgedaan? Ik had voor het eerst een 12-banenkaart gekocht en ging ongeveer eens in de week. Slecht weer en hartinfarcten bij de moeder hielden me wel eens weg. Maar over het algemeen zwom ik trouw 20 minuten per week. Eerst in het wedstrijdbad, en toen in het kleinere bad ernaast, waar ik van de cijfers 1.30 naar de 1.30 aan de overkant zwom, langs de waarschuwing hier niet te duiken. Meestal maak ik overal op zijn minst kennisvrienden, maar het bleef lang stil rond mij. Zou iedereen op dezelfde dag en op hetzelfde tijdstip zwemmen of zijn er ook mensen zoals ik die naar de Papiermolen fietsen wanneer dat uitkomt?
Eens was er een man die dwars door iedereen stug zijn baantjes bleef trekken. Ik vroeg hem na een paar van die storingen in mijn pad: Heb je wel eens overwogen om niet overdwars maar over de lengte te zwemmen? Ik zei niet 'overdwars en over de lengte', ik maakte snijdende handgebaren. Hij keek me verstoord aan. 'Nee. Iedereen zwemt toch zó!' En hij gebaarde in de richting zoals ze in het wedstrijdbad gaan. Ik schudde mijn hoofd, de man keerde terug zoals hij gekomen was en klom daarna uit het bad. De dames die steeds in hadden gehouden voor de man, en zwijgend doorzwommen, knikten me toe. Maar op één 'Fijn dat je er wat van zei,' na bleef het stil in ons badje.
De tiende keer dat ik zwom was al na de zomer. Er dreven gele blaadjes in het water. De twaalfde keer was twee dagen geleden. Mijn tenen werden koud in het bad, hoezeer ik ook met ze trappelde, en de blaadjes die ik tegenkwam waren bruin. Voor de zomer dreven vooral heel veel wespen en lieveheersbeestjes in het chloor, meestal nog wat spartelend met de vleugels. Die redde ik door ze uit het water te scheppen en op de kant te gooien. Als ik na twee baantjes terugkeerde aan die kant waren ze vertrokken. Ik verdien een lintje.
Soms denk ik om mijn slag, en hoe die in 50 jaar tijd ineens ouderwets blijkt te zijn geworden. Soms steek ik mijn handen tegen elkaar aan naar voren, als in gebed, en leg ik ze plat neer als ik even uit-drijf. Om te kijken hoe ik eigenlijk zwem. Dan voel ik ineens het plankje dat ik vast had toen ik het leerde. Hoe kan ik dat nou ineens echt weer voelen?
De elfde keer dat ik zwom vroeg de vrouw die de eerste leuke baan langs de rand innam of ik daar wilde zwemmen, want daar was veel schaduw en je moet tegenwoordig uitkijken met een teveel aan zon. Nee hoor, zei ik, ik zwem hier prima, zolang ik de kant maar een beetje in de gaten houd vanwege het recht zwemmen. In ons badje zijn geen strepen op de bodem getrokken, we kijken met een schuin naar elkaar en naar de rand. De dame in de schaduw had een knotje, en zwom zonder de kanten te raken. Waar ik altijd die beugel grijp, me omdraai en me dan afzet tegen de kant, draait zij vlak voor de rand en zwemt een half rondje. Mijn twaalfde keer was ze er ook, we zeiden zomaar Hoi. Toen kwam er een oudere vrouw in strakke badmuts, met zwembril en gespierde schouders pal naast ons zwemmen, niet zo snel en zeker niet in rechte banen. Aan de ene kant eindigde ze tussen mij en het Knotje, aan de andere rand eindigde ze tussen mij en de vrouw met spierwit haar. Het Knotje schudde haar hoofd en zei 'Ze begrijpt het niet'. Ik lachte en zei alleen in mijn laatste baantje: Tot volgend jaar en een fijne winter. Of ik niet doorging? Nee, het binnenbad is niets voor mij. Fijne winter! Misschien één kennisvriendin dan.
De laatste dag dat het zwembad open was maakte ik mijn twaalfde strip op. Het was ook mijn twaalfde keer ooit in de Papiermolen. Ik heb regelmatig tijdens het zwemmen moeten denken aan die keer dat Paul me eens meevroeg, en ik dacht dat hij een grap maakte, tot ik om half 8 een sms kreeg waar ik bleef.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten