17 mei 2013

Fysiotherapie


Ze laat me op de rand van de massagetafel plaatsnemen, waar ik kleine oefeningen moet doen met alleen mijn hoofd en nek.
Bovenin mijn schouders zitten trosjes spieren het zo knus te hebben met elkaar dat ze zich liever in een knoop kleven dan terug gaan naar hun eigen plek. Het voelt ook allemaal wat minder soepel dan vorig jaar, toen ik nog niet zo serieus hardliep. Al leg ik dit verband liever niet zo vlak voor de Ladies Run.
Ze knijpt bovenin mijn schouders en duwt onprettig hard in het theekransje.

Qua afleiding kauw ik op ‘schouder’ als in Schouw-der. Ogen in je rug. Argos, nee die had er 100, ik nul. Ik kan zo gruwelijk blind zijn.
Ik kauw wat verder op de spieren in mijn schouder, dat ondefinieerbare gebied waarvan ik niet weet waar het begint en waar het eindigt. Ik zal het thuis eens opzoeken.
En tot waar lopen de armspieren eigenlijk door in de schouder? Want stel dat ik na een vliegtuigramp midden in de jungle een arm bij mijzelf of iemand anders moet afhakken, dan is het wel handig om te weten hoeveel ik van de arm zelf en de oorspronkelijke armspieren moet bewaren om een kunstarm goed te kunnen laten functioneren.

Ik zoek tussen de afbeeldingen aan de muur, maar voor ik de juiste amputatie-aanwijzing gevonden heb moet ik op mijn buik liggen.
“Ontspan,” zegt ze met een vuist stevig op mijn wervels, “Gewoon ontspannen, dan gaat dit het best.”
Ik adem uit en ontspan fanatiek. Ik adem nog meer uit en frons mijn hele hoofd. Er ontsnapt een klein “au”-tje.
Ik maak me zorgen dat ik geen goede cliƫnt ben.
Nog 2 wervels te gaan. Nog 2 herkansingen.
Als ze straks maar wel opschrijft dat ik mijn best doe.


2 opmerkingen: