15 oktober 2022

Snelwandelen


Het is nu een jaar geleden dat we van Hardenberg naar Ommen liepen over het Pieterpad. Op de saaie lange boslaan struikelde ik. We liepen belachelijk snel, iets van 6 km per uur, opgejaagd door de colonne mensen die samen met ons op ongeveer hetzelfde tijdstip Hardenberg verlieten. We waren niet de enigen die zich probeerden los te weken: het viertje met de grote rugzakken liet zich vrolijk kletsend afzakken en inhalen door iedereen, een setje ouderen banjerde nog harder over de bospaden dan wij, een ander setje ouderen schoot meteen op de eerste de beste picknicktafel af om uit te rusten van het eerste uurtje, en twee blije dames, ook zussen, liepen harder dan we dachten en waren lastiger in te halen dan het leek. Maar ook dat lukte.

En toen struikelde ik dus over een boomstronk, maaide met mijn armen om de balans te hervinden en stapte schuin op een tweede boomstronk waardoor ik voorover klapte, en op mijn neus en voorhoofd neerkwam. Mijn armen waren nog druk met het opvangen van de eerste valpartij.

Misselijkheid voelde ik, en warm bloed dat stroomde bovenuit en onderuit mijn neus. Te misselijk om iets te zeggen of om te bewegen. Ik wist zeker dan mijn neus gebroken was en dat mijn kunstoog naar achteren geschoten was. Ik kon beter blijven liggen voor altijd en altijd.

Nathalie hielp me. Met vragen en handen, tot ik half overeind zat en het fietspad onderbloedde. De twee zussen waren inmiddels weer bij ons, en hielpen door 112 te bellen, natte zakdoekjes te geven, vieze zakdoekjes te verzamelen in hun afvalzakje en door boze fietsers te waarschuwen dat ze van het fietspad moesten. Ik kon prima de vragen beantwoorden die 112 aan de grootste zus stelde, en binnen 10 minuten stond er een ambulance midden in het bos. Ik werd opgelapt, verzekerd dat mijn neus en oog recht stonden en ik kreeg paracetamol om weg te zuigen. Nathalie stelde voorbijgangers gerust. En met een zwaluwstaartje op mijn neusbrug stapten we weer vrolijk verder. We waren immers nog maar halverwege. 

De twee uur die volgden voelde ik me prima. Tot we bij het restaurant in Ommen aankwamen en een broodje namen. Ik ga toe aan de vermoeidheid en schrok van de twee paarse strepen onder mijn ogen. Het viertje met de zware rugzakken zeeg neer aan het tafeltje naast ons en ik vertelde voor de eerste keer de gebeurtenis als een verhaal. Toen pas kon ik me er toe zetten om de autosleutel aan Nathalie te geven en te bekennen dat ik me niet fit genoeg voelde om terug te rijden naar Groningen. 

Mijn neus heeft wel degelijk een bochtje dat er eerder niet zat.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten