Ik pak mijn fiets, trek het hek achter me dicht, en stamp aan de overkant van de straat voorzichtig de natte grassprieten van mijn schoenen. Beetje dom om nat gras te willen maaien, ik gaf het na drie paden eindelijk op en was daarna langer bezig om de maaier en kantjesknipper schoon en droog te krijgen dan dat ik ze gebruikt had. Ik heb het behaaglijk warm in mijn tuinjas die stamt uit de jaren tachtig. Het is de lichte versie van de jas die mijn toenmalige vriend ook had. Ik waakte er in die tijd wel voor om nooit tegelijk met hem die jas te dragen. En al is hij oud, hij is nog steeds mooi en warm (de jas, niet de ex) en vertoont nergens rafels of scheuren. Ik koester hem (nog steeds niet die ex, ik weet niet eens waar die woont, laat staan of hij die jas ook nog heeft).
Uit een zijstraat van rechts zie ik vijf jongens op de fiets naderen. Ik ben ze net voor, en rem dan een beetje af zodat ze me inhalen, je zult mij nooit aan de kop van de polonaise vinden. Ik zie vijf kort geknipte koppies boven vijf zwarte jassen, vijf zwarte broeken, vijf paar lichte gympen en vijf keer blote enkels. Ik ga niet zeggen wat ik dacht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten