Na een paar biertjes of, afhankelijk van het jaar dat ik
leefde, een paar wijntjes, mocht ik graag in mijn kroeg op de aflopende vloer
een radslag maken. “I feel a radslag coming up”, was mijn strijdkreet. Ik
herinner me dat mensen dat leuk vonden al heb ik nooit begrepen waarom. Daar
staat iemand het ene moment leuk met je te praten en het volgende moment mensen
uit de weg te sommeren.
“Aan de kant!” beval ik, en dan was het ieders eigen
keuze of ze een schoen in hun gezicht wilden of liever op een veilig afstandje
mijn benen uit elkaar zagen gaan.
Zou het dat zijn geweest? Vrouw gooit benen geheel
vrijwillig en ver uit elkaar?
Soms had ik drank op, soms ook niet. Dan was het de
adrenaline die me de weg vrij deed banen van de toog tot aan de deur waar
vroeger, toen we de kroeg net hadden overgenomen, nog een aimabel halletje zat.
Eentje met kleine ruitjes en een schuifdeur waar een straalbezopen gast met veel herrie een
eind aan heeft gemaakt.
Het zal er wel één van de oude garde zijn geweest, de club
die vond dat ze recht hadden op de muziek van hun keuze, op de bardame of –heer
van hun keuze, en vooral op heel veel geruzie gevolgd door een lekker onhandig fysiek
gevecht met de persoon van hun keuze. Veel mismeppen en ernaast schoppen. En daar gingen de charmante
ruitjes van het halletje.
Soms maakte ik een radslag uit pure overbodige energie,
opgekropte woede of een fikse dosis ongenoegen. Meer niet. En soms riep ik geen
waarschuwing vooraf want ik vond dat ik als barvrouw het recht had te doen en
laten waar ik zin in had in de kroeg die meer bij mij hoorde dan bij die oude
hap.
Onderling voerden ze de gevechten vooral uit afgunst. De
één verkocht nog wel, de ander was zo afgegleden dat hij ’s ochtends eerst een
paar glazen wijn moest hebben voor hij met een penseel überhaupt het doek kon
raken.
De één had een erfenis gehad en hield zich wonderwel
staande tussen het geweld. Dat kon ook, hij hoefde niet te drinken om te
vergeten.
De ander was een rechtenstudent die in de groep terecht
was gekomen omdat hij zo goed kon drinken. Laatst zag ik hem weer, wankelend, hij had nog
niets van zijn inname en uitgifte talent ingeleverd.
Er was iemand die me een armbandje gaf. Zomaar, zei ze
eerst. Ik wilde het niet hebben, ze bleef aandringen en ik liet het stiekem in
de la glijden. Meteen de eerstvolgende keer dat ik haar de kroeg uit wilde
zetten kreeg ik het verwijt ondankbaar te zijn. Ik graaide in de la en pakte
haar arm. Hier, moet jij eens opletten hoe snel jij en je armbandje buiten
staan.
Arme vrouw, trapte altijd in de val van het kroegverbod.
Ze waren dronken binnen een half uur, en de rest van de
avond stoned, op de been gehouden door pure valsheid en vooral het belang van eigen
gerief. Het enige dat waarde had, dat te versjacheren was en dat ze met zich
meedroegen als het hoogste goed.
Ik heb ook wel eens een radslag buiten voor de deur
geprobeerd, maar dat had toch niet hetzelfde kalmerende effect.
Nooit misgegaan, zo'n radslag?
BeantwoordenVerwijderenNee, nooit!
VerwijderenTenminste...