1 juli 2020

Camping

Voor de deur van de mondhygiëniste stond mijn zus al op me te wachten. We reden naar een camping in Drenthe waar de ouders zaterdag bijna met voortent en al waren weggespoeld als ze de stokken niet zo stevig hadden vastgehouden.
Mijn ouders zouden heel dik moeten zijn want ze vieren alles met gebak en elke dag is er wel iets te vieren, maar het harde werk in de tuin en aan verbouwingen en aan revalidaties houdt ze slanker dan ooit, dus we begonnen de dag in de caravan met koffie en zo'n overheerlijke mokkaklets op een dunne koek, onder een knapperig laagje chocolade, om te vieren dat hun kleindochter haar propedeuse had behaald.
'De helft! Doe ons alsjeblieft alleen de helft!' riepen de zus en ik om het hardst. Want er stond nog meer op het voedselprogramma. Ik sneed ze doormidden wat altijd grappig is want ik zie niet meer recht.
Daarna reden we het dorp in om bij een lunchroom een sneetje brood te halen, een Drents eufemisme voor een hele dikke plak brood met fors beleg. Pa rekende af en kwam nog even terug bij de tafel. 'Willen jullie een bonbonnetje?' vroeg hij, wat wij ons natuurlijk geen twee keer laten zeggen, dus kozen we er alle vier eentje uit. Hij bracht een schoteltje met zeven bonbons naar de tafel.
Vier uitgezocht, vier betaald, en drie als een soort toegift gekregen. Daar zeggen wij geen nee tegen.

Terug bij de camping maakten we een kleine wandeling.
'Nu is de halve mokkakoek er wel af,' zeiden we na 300 meter.
'Hier gaat de eerste bonbon!' toen we bij het vennetje waren, en 'Bye bye bonbon twee!' vonden we op de terugweg.

We speelden een potje kaarten, aten twee bakjes chips leeg en stapten weer in de auto.
De vier halve overgebleven mokkakoeken hebben ze 's avonds samen opgegeten. Je kunt zoiets toch moeilijk laten liggen.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten