Het was een decadent theaterweekend, alsof we iets in
moesten halen. Zaterdag reden we op de valreep naar De Lawei in Drachten, waar
Luuk V. ineens lang haar bleek te hebben maar nog steeds goed is in hartelijk
begroeten.
Ik wilde heel graag “Welkom in het Bos” zien omdat ik had
gelezen over “absurdistisch toneel” en dat wil ik zien natuurlijk.
Toen ze in Groningen speelden hadden wij iets
ingewikkelds met een expositie-opening waar Het Nichtje gevraagd werd model te worden en waar
vet werd gediscussieerd dankzij de vurige deelname van De Man waarna hij moest
afkoelen door een praatje voor aanstaande studenten te houden.
Zoveel woorden over kunst en het hoe en het waarom.
Na afloop struinden we door de stad, op zoek naar een leuke
plek om te eten. Maar alles zat vol.
We gaven Vrijdag de schuld, en toen bleek het Valentijnsdag
te zijn dus belandden we bij een achteraf-Italiaan waar we prima aten maar toch
nooit meer naar toe gaan.
Op die dag speelde “Welkom in het Bos” in Groningen.
Dames in het bos, een pijnlijke vriendschap en een Pierre
Bokma waarvoor ik even geen woorden wil gebruiken want daar kom ik nu even niet
op.
Was het de moeite waard om voor naar Drachten te rijden?
Ehm. Ja.
Was het duur?
Ja godsakke!
Nee dan vond ik Marc-Marie Huijbregts op de zondag veel
toegankelijker.