25 juni 2019

Waarin Mevrouw een oogprothese ging halen in Den Haag

We troffen 's ochtends zoveel files in de Randstad dat we er wat zenuwachtig van werden. Gelukkig keken ze bij het Haags Kunstogen Laboratorium niet op een paar minuten. Waar ze wel van opkeken was de wond in mijn oog, achter het glaasje dat de oogchirurg daar op 8 mei had geplaatst. Ocularist Marieke verwijderde dat glaasje en begon zo hard te twijfelen dat ze er een collega bij haalde. Moesten ze hier wel een oog voor zetten?
De wond leek niet helemaal dicht, en het oogwit, dat ik nog heb en dat de achtersteun vormt voor eerst het glaasje en later het kunstoog, bleek geen egale wand.
Je leert nog eens wat, als je met een ongemak te maken krijgt.
Omdat ik volgende week een controle-afspraak heb staan met de oogchirurg vonden de ocularisten dat ik wel een tijdelijke prothese kon krijgen. Dan heb ik tenminste iets, ben ik niet voor niks uit Groningen gekomen, en spenderen zij geen tijd en kapitalen aan het fabriceren van iets waar mijn oogholte en ik wellicht nog niet klaar voor zijn.

Ik kreeg een paar van die schelpjes in mijn oog om te passen. Sommigen zaten te strak, en knepen venijnig, en een was zelfs te groot.
Halverwege het passen keek ik eens goed in de handspiegel die ik vasthield. Ik zag mijn eigen vertrouwde gezicht dat ik vanaf half februari niet meer had gezien.
Er keken zomaar twee ogen terug.
Even een tissue-moment.

Daarna vonden we er een die ze passend genoeg vond om helemáál passend te maken, en werden we de deur uit gestuurd met het verzoek om rond kwart over twee terug te komen.
Ze gebruikte het gevonden schelpje, waarvan de iris gelukkig van hetzelfde blauw en dezelfde grootte is als mijn linkeroog. Het oogwit wijkt af, dat is dan maar even zo.
Waar ik erg door teleurgesteld was, is dat mijn ooglid zo ver terug is gezakt. Mijn oogholte is leeg, en alles wat daarin kan uitrusten en zich terugtrekken, doet dat ook.
Geen balletje ter vulling? vroegen ze nog.
Nee, geen balletje. De schimmel zou dat wel eens fijn kunnen vinden en dat willen we niet.

Dus dat ooglid leunt strak en glad achterover. Alsof het gelift is.
Ik voelde me wat genaaid.
Zoveel medici hadden gezegd dat je er niks van zou kunnen zien! En nu zit ik niet alleen met dat ooglid, maar ook met de draaicirkel die veel minder is dan ik had gehoopt.
Met dat dichtgevallen oog was ik Iemand met een Verhaal. Nu ben ik een Kneus met een Stomme Prothese.

We gingen koffie drinken, lunchen, naar Panorama Mesdag, en pakten een laatste terrasje in de schaduw waar ik nog even kon mokken voor we terug moesten zijn.

Het paste goed, die tijdelijke prothese waar ik het drie maanden mee moet doen.
Ik voelde het nergens duwen of drukken of venijnig knijpen. Ik deed hem zelf uit met een zuignapje en zelf weer in met mijn vingers, en dat was allemaal veel eenvoudiger dan ik dacht.

Cor en Marieke riepen om het hardst dat de iris wel degelijk meedraait (ja niet tot de randjes en ja met een vertraging, maar toch), en dat de grootte echt wel hetzelfde is en dat het hangend ooglid eigenlijk niet opvalt omdat niemand twee dezelfde ogen heeft.
Ja dat is mooi praten, dacht ik. Bij jullie gaat niemand er op letten.
Toch werd ik wel wat gelukkiger.

In de auto stuurde ik mijn ouders de foto's die Cor had gemaakt zodra we buiten stonden, en toen ze meteen belden en ik het verhaal kon vertellen werd ik alwéér een stukje rustiger.
Mijn verhaal doen helpt me wel.
Toch voelde het nog raar. Voelde ik me raar. En ik wist pas ergens in de buurt van Lemmer waar dat door kwam.
Dit is einde verhaal, of althans: de opmaat naar het einde van het verhaal.
Maar hoe blij ik ook ben met het oog, het is helemaal geen Happy Ever After. Ik kan nog steeds niet zien. En dat zal ik ook nooit meer doen.
En zo begon die hele fucking acceptatie opnieuw, nu vanuit een ander perspectief.

Het is een dag later en ik plop het oog eruit en erin alsof ik nooit anders heb gedaan. Bij de bakker zeiden Nienke en de Blonde Bakster om het hardst dat het een mooi oog is en dat het niet opvalt dat het oogwit niet zo wit is als links. En dat het echt mooi mee beweegt.
Gelukkig maar.



11 juni 2019

Hoe het gaat en andere vragen

Hoe gaat het dan?
Best goed.
Over twee weken krijg ik mijn oog.
Ik denk wel dat ik ernaar uitkijk. Maar zoals bij alles de afgelopen maanden neem ik het zoals het komt.

Ik heb soms moeite om mijn evenwicht te bewaren, omdat ik nog steeds drie dingen tegelijkertijd wil doen en dat moet ik nog afleren.
Ik grijp wel eens mis, wat ik zelf erg grappig vind en daarom stiekem betreur dat het niet vaker gebeurt.
En soms schrik ik van een beweging op de rechtervleugel, of dat nou een persoon is die mij op rechts inhaalt, of een deur waarvan ik het bestaan ietwat verkeerd inschat (of waarvan ik het bestaan gewoon vergeten was omdat ik het niet meer zie vanuit mijn ooghoek).
En ik kan niet lang of diep bukken. Probeer maar, dan merk je dat het bloed niet alleen naar je hoofd stijgt maar dat het meteen in kwetsbare delen aldaar gaat zitten.

Wat ik wel kan: gewoon zien.
Als je een rechterarm mist heb je veel te leren als rechtshandige die alles ineens met links moet doen.
Als je een rechteroog mist zie je nog net zoveel als voorheen, behalve dan die deur op de rechterflank. Maar toch, het enige wat ik nu hoef te doen om hetzelfde resultaat te krijgen is mijn hoofd iets verder naar rechts te draaien.
Straks krijg ik een nieuwe bril, met de juiste sterkte voor mijn linkeroog. Dat was al elf jaar niet meer bijgesteld en daar vond ik het nu wel eens tijd voor worden. Dus eigenlijk zie ik vanaf volgende week zelfs beter dan ik in tijden heb gedaan.

Wat ik ook kan: fietsen. Mijn balans houd ik op de fiets prima vast.
Niet: autorijden. Dat mag ik pas na drie maanden weer, en dat feest vier ik op 9 augustus. Ik hoef alleen aan het CBR door te geven dat ik vanaf dan verder rijd met één functioneel oog, waarna zij de duimen omhoog steken, me een vette knipoog geven en toeroepen 'You go girl!' Daarna noteren ze dit heugelijke feit ergens in een bestandje en eten taart.
Het idee hierachter is dat hersenen moeten wennen aan een andere manier van diepte zien en snelheid inschatten, wat ze na drie maanden wel onder de knie hebben. Plus dat ik er zelf aan gewend moet zijn dat ik mijn hoofd eens wat verder naar rechts draai, bijvoorbeeld.
Zie, alles valt te leren.
En wat ik ook kan: met de bus. Daar ben ik ontzettend goed in geworden, vooral met regenachtig weer.

Volgens mij heb ik zo wel weer even alle vragen beantwoord die de afgelopen tijd langskwamen.
O, nog eentje: of ik pijn heb.
Ja, soms. Als ik mijn paracetamol vergeet. Of te lang uitstel, want ik probeer er vanaf te komen. Maar als ik het nog nodig heb, dan heb ik het nog nodig. Soit.



4 juni 2019

Krabben aan het korstje

De bril die ik draag is elf jaar oud.
Omdat hij slechts als bijbril diende naast mijn lenzen, kon het mij niet zo deren dat de sterkte niet regelmatig werd aangepast aan de verslechtering van mijn ogen.
Tegenwoordig draag ik hem dagelijks, want mijn lenzen liggen in de prullenbak van het UMCG-lab en ik weet nog niet of ik wel weer lenzen, sorry, een lens wil.
Hij is leuk hoor, die bril, maar de glazen, sorry, het glas, is nu wel echt toe aan vervanging.

Anderhalve week na de operatie liep ik naar de nieuwe opticien om de hoek. Daar werkte een bijzonder aardige man. Voorkomend, behulpzaam en heel lang. Hij poetste mijn oude bril op, mat de glazen door, draaide de pootjes aan en gaf ondertussen vriendelijk uitleg.
Ik slikte vooral. En wendde mijn hoofd af. En slikte nog wat vaker.
Want dit trok ik helemaal niet.
Ik haalde diep adem, hield mijn hand op voor mijn bril, zei snikkend dat dit nog veel te vroeg was en liep de deur uit.

Een week later maakte ik bij twee opticiens afspraken voor een oogmeting en om hun collectie brillen te bekijken.
Ik was vooral benieuwd of ik weer zo geraakt zou worden. Een beetje krabben aan het korstje.
's Ochtends fietste ik naar Haren, 's middags naar het centrum van Groningen. Ze gaven gek genoeg iets andere cijfers van de cilinder en het leesgedeelte. Verder hadden ze in Haren leukere brillen en in Groningen vlotter personeel.
Maar daar ging het me niet om.
Ik was op onderzoek voor een heel andere reden en moest constateren dat het me niks deed. Misschien omdat ik de 'Eerste keer in een brillenzaak' al had meegemaakt en ik weer een aantal stappen verder was.

Vanochtend vertelde ik de maatschappelijk werkster over de verwachtingen van andere mensen, waar ik af en toe tegenaan loop. Die mij zeg maar op mijn vingers tikken als ik aanstalten wil maken om aan het korstje te gaan pulken.
En over de verwachtingen van mijzelf waarvoor ik andere mensen in hun normale wereld nodig heb, zoals een opticien die niet opkijkt van een oog meer of minder. Zij helpen mij om te reflecteren, om te zien waar ik nu sta en om te testen of ik al een paar meter verder kan staan.
Zij zijn de kleine korstjes die me laten zien hoever ik al genezen ben.