Ik ga zó knap om met dit hele werkeloos
zijn, zegt een vriendin in de Prinsenhof tegen mij.
Het is oktober.
Zij drinkt wit, ik drink rood omdat ik me
al aan het verheugen ben op de winter, al is het bizar warm voor de tijd van
het jaar.Het is oktober.
Door haar opmerking lig ik direct een half
glas op haar voor, zo hard slik ik mijn vragen in.
Hoezo ben ik knap omdat ik niet de hele dag
in bed zelfmedelijden lig te hebben?
En wat is het algemene beeld dan van iemand zonder werk?
Ik zeg “Dank je wel voor het compliment,
lief dat je dit zegt,” en vermijd het zure gevoel te benoemen.
Zegt ze nu dat ik onderaan de
waarderingsladder sta? Op de plek waar alleen heel waardeloze mensen zich
bevinden? En dat ik me wel erg arrogant gedraag door niet als een hoopje ellende
op mijn plek te blijven, maar te doen alsof ik wél wat voorstel?
Ik moet denken aan Thérèse uit de Franse
film die ik afgelopen zomer met een andere vriendin zag.
Ik weet niet meer of ze de man met wie ze
trouwde ooit leuk had gevonden, maar het huwelijk was een zakelijk besluit en zij was
een sterke vrouw. En toen ging het mis.
Nadat ze haar man had geprobeerd te
vergiftigen trok ze trok zich al kettingrokend terug op de zolder van een eigen
huis. Ze zei niets meer, en liet zich door niets raken.
De filmvriendin had zielsveel medelijden
met Thérèse.
Ik vond haar ronduit belachelijk. Ze had
het heft in eigen hand kunnen nemen in plaats van zo passief uit het raam te
staren en langzaamaan zogenaamd gek te worden.
Pas toen haar man haar jaren later naar
Parijs bracht zodat ze daar kon gaan leven, kikkerde ze op.
Wat ben jij een verwende troela, dacht ik. Er
is zoveel wat je kunt doen! Je kunt het hele landgoed eens flink door elkaar
schudden qua tuinieren of schuren bouwen, je kunt op pad gaan, je hebt een sociaal leven en je kunt zó veel lezen! Je hebt een kind waar je
mee op avontuur kunt, en een groot landgoed dat je mede kunt gaan beheren.
Maar verzin iets!
Ik werd kwaad dat ze niets deed maar van
pure verwendheid, en ik vermoed ook kwaadaardigheid, geen stap te veel zette.
Tot ze haar zin kreeg.
Tegenover De Vriendin in oktober houd ik
deze tirade voor mij.
We praten over verbouwingen van monumentale
panden. Daarna fantaseren we over ons leven als we niet voor het geld hoefden
te werken. Ik zie mijzelf wel op een landgoed wonen. Zij ziet mij daar ook wel,
zegt ze, als Hertogin Moniek.
Dat bevalt me beter dan “dappere
werkeloze”.
Soms voel het alsof ik oud geld heb, en raak
ik in verwarring omdat het in werkelijkheid niet zo is.
Het schilderij is "Red Geranium Basking" van Linda Jacobus