26 juni 2020

Coronastilte

Ik mis de coronastilte.
Ik mis het dat ik niets hoef, dat ik me mag opsluiten en dat mensen me niet willen aanraken. Dat mis ik.
We dronken thee in mijn tuin, ik had een stretcher tussen ons in gezet, kussens erop, zodat we daar onze voeten op konden leggen en achterover leunend langzaam bijkletsten, fruit eten en cake en dan ineens een wijntje in de hand hebben.
's Avonds zat ik met drie anderen aan de waterkant, jullie moeten de groeten hebben van de middagvisite, wat zijn dat toch, groeten? en fietsten we in het holst van de nacht naar huis, blij met de man naast mij die zulke vreselijk slimme dingen zegt, en die geweldig lieve dingen zegt over mij, en die het geen enkel probleem vindt om diepe bewondering voor studenten uit te spreken.

Het is allemaal fijn. Zomers. Neigend naar vakantie, maar dat is mijn eigen schuld want ik heb een fantastische tuin en het is ook niet mijn schuld dat het dit wonderbaarlijke weer is (of deels wel omdat ik de aardkloot bewoon en niet stop met vlees eten).
De finnisage waar ik straks naartoe ga en de monoloog die ik vanavond voorlees zie ik nu als onvermijdelijke plicht. Het is me wat te veel want ik heb nog steeds niet het idee dat ik echt rust heb gekregen, dat ik goed naar mijn navel heb gestaard zoals ik dat toch oprecht van plan was te doen nadat ik klaar was met de opdracht voor de provincie.

We fietsten vannacht langs Pitcairn, het kleinste museum van Groningen waar onze avond-gastheer directeur van is. Je kunt het niet fysiek betreden, alleen voor het raam staren.
Dat zou ik wel willen.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten